dinsdag 17 maart 2015

DE ROYAL ALBATROS KOLONIE VAN PUKEKURA


Zwaar bewolkt vanmorgen. En het zal ook niet warmer worden dan 13 graden. De winter lijkt wel ingevallen op het schiereiland van Dunedin. En er staat vel wind. Raymond neemt de draad weer op en gaat om half negen naar zijn werk. Wij zijn weer op ons zelf aangewezen voor de rest van de dag.
De auto in, en de airco op warm. En vervolgens 30 kilometer langs het water (geen vangrail, nauwelijks een meter ruimte tussen de auto en het water) van de baai van Dunedin, tot helemaal aan de punt. Daar bevindt zich op Taiaora Head (Pukekura) de fameuze albatrossenkolonie van het schiereiland. Rond 1920 werden hier de eerste eieren van de Konings-albatrossen gevonden. Maar het zou nog jaren duren vooraleer de kolonie zich substantieel voortplantte. Eigenlijk gaat het pas sinds de Tweede Wereldoorlog goed met de albatrossen hier. Want in die oorlog stonden hier zware kanonnen opgesteld om de vijand (de Jap) verre te houden van Nieuw Zeeland.

Op de hoge klif aan het einde van de Harington Road is een compleet infocenter ingericht. Allereerst wordt er een video vertoond en krijgen we info over het voortplantingsgedrag van de vogel. Zo leer je dat de albatros het grootste gedeelte van zijn leven vliegend boven de oceaan doorbrengt. Maar in oktober wordt gepaard, nadat de paren een maand eerder zijn neergestreken op Taiaora Head. In december en januari worden de eieren uitgebroed, waarna de kleine albatroskoters er in februari 3 dagen over doen om uit het ei te kruipen. Luie vogels! Ruim een paar maanden bekommeren de oudjes zich nog om hun kroost (nog helemaal wit). En dan behoren ze het zelf voor elkaar te krijgen: vliegen en zelf vreten zoeken. Pas in september vliegt de kleine spruit uit en blijft vervolgens 4 tot 6 jaar weg. Boven zee. De vogel is dus letterlijk gevlogen.

Volwassen beesten hebben zwarte vleugels. De jonge beesten die we vanuit een observatiehut in het gras zien zitten zijn nog compleet wit. Het zijn dus jonge vogels. Een enkele keer vliegt pa of ma over het schiereiland, maar de krengen zijn zo snel dat ik er niet in slaag om er een fatsoenlijke foto van te maken. De spanwijdte van hun vleugels loopt op tot 3 meter, en hun maximum snelheid tot 120 kilometer.Negen kilo wegen die volwassen torpedo's. Dus daar gaat heel wat zeevoedsel in per dag. Jammer dat we alleen de jonge beesten in het gras zien liggen. En dat de oudjes de hort op zijn. Met mijn fototoestel kan ik vanuit de observatiehut wel inzoomen, maar het blift behelpen. Mijn filmcamera zoomt verder in, en daar kan ik wel redelijke opnamen me maken. Maar dat is voor thuis. Als alles in elkaar geknutseld moet worden.

Na afloop nog even over de hoge kliffen gelopen, De ruwe zee beneden kolkt en sist. Gelukkig is er een touwtje gespannen. Onder ons kolkt de zee, die zich er te pletter tegen loopt. De groenbruine spaghetti die meedeint en kolkt op de beweging van de golven bestaat uit gigantische zee-flora. Het lijken wel brandweerslangen.

Terug naar Dunedin, Raymond's city die we op eigen houtje nog nauwelijks doorkruist hebben. Nu dus maar. Bovendien moet ik het cash geld weer aanvullen. Eerst op zoek naar de flappentap.En dan een terras op de Octagon. Fatsoenlijk Belgisch bier hebben ze niet. Erger nog: zelfs helemaal geen Belgisch bier.

Omdat  de drizzle na een tijdje weer op on neerdaalt, is het station van Dunedin de redding. Het is nauwelijks in gebruik voor personenvervoer. Wel vertrekken er dagelijks allerlei toeristische treinen die dagtrips verzorgen naar het binnenland of langs de kust rijden, tot aan Palmerston. Raymond heeft nog steeds tickets voor een trip met de Taieri Gorge Railway. De gele treinwagons staan op het moment dat we het perron oplopen, klaar voor vertrek. Leeg.

Het station is overigens het mooiste gebouw van de stad. Een museum op zich. Ook letterlijk, want de hele bovenverdieping is ingericht als expositieruimte voor regionale kunstenaars.Redelijk traditionele kunst, vooral landschappen.En hier en daar wat experimentele kunst, of uitingen van Maori-creativiteit. De andere boven gelegen vleugel is gereserveerd voor Nieuw Zeelandse topsporters. Daar worden hun prestaties museaal geconserveerd. Maar we hebben genoeg gezien.
Het station is gebouwd tijdens de hoogtijdagen van de stations, eind 19e eeuw. Toen werden treinstations nog als kathedralen voor de nieuwe tijd gebouwd. Dat is hier in Dunedin niet anders. Prachtige, monumentale vormgeving. Met veel ornamentiek in de veelkleurige geglazuurde tegelwanden. Mozaiek met allerlei afbeeldingen op de vloeren. Kom er tegenwoordig eens om. En heel opmerkelijk: op de voorgevel van het station is een plaquette bevestigd die aandacht vraagt voor de Nieuw Zeelandse railworkers die gesneuveld zijn tijdens de grote veldslag bij Passendaele in de Great War van 1914-1918.

Raymond belt. Hij is klaar met zijn werk, en zal naar ons toe lopen. Een kwartiertje later stapt ook hij het station binnen. Kende het al, want na nauwelijks een maand in Dunedin stuurde hij on er al foto's van. Vervolgens inkopen doen in de supermarkt. Want er wordt vanavond 'thuis' gegeten: aardappelen, kip, spruitjes (en dat grote hier in NZ!). Hollandse kost, dus. Zodat hij ook weer weet hoe dat voedsel smaakt. Om de maaltijd toch nog een Kiwi-tintje kopen we een Kiwiano, een geeloranje vrucht met venijnige stekels. Op te snijden en de snotterige derrie met pitjes eruit te lepelen. Het smaakt naar een mix van banaan en limoen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten